De omgevingsvisie in de Omgevingswet

De omgevingsvisie in de Omgevingswet 1000 667 SarisLaw

De omgevingsvisie is één van de zes nieuwe instrumenten die de Omgevingswet introduceert. De omgevingsvisie komt in de plaats van de huidige structuurvisie, die we thans kennen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In de omgevingsvisie kunnen overheden hun beleidsvorming op het gebied van de fysieke leefomgeving vastleggen en uitvoeren. De Omgevingswet voorziet in hoofdstuk 3 in de mogelijkheid en soms zelfs een verplichting om een omgevingsvisie vast te stellen. Niet alleen op gemeentelijk, maar ook op rijks en provinciaal niveau bestaat die bevoegdheid. Hierna zal op hoofdlijnen worden ingegaan op de vraag wat omgevingsvisies beogen te regelen, welke procedures daarvoor gelden én wat de rechtsbeschermingsmogelijkheden zijn.

Wat beogen omgevingsvisies te regelen?

Een omgevingsvisie is een politiek bestuurlijk document dat een integrale visie inhoudt voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving op de lange termijn. De omgevingsvisie heeft dan ook een breder bereik dan de huidige structuurvisie.

Op rijks en provinciaal niveau is er een plicht om een integrale omgevingsvisie vast te stellen (artikel 3.1, lid 3 en lid 2, Omgevingswet). Voor een verplichting is gekozen omdat het voor ‘lagere’ overheden van belang is te weten wat het omgevingsbeleid op hoger niveau inhoudt. Raden zijn niet verplicht om een dergelijke visie vast te stellen, onder meer vanwege de lastenverzwaring die dat voor gemeenten met zich brengt (artikel 3.1, lid 1, Omgevingswet)Andere argumenten volgens de wetgever om af te zien van een verplichting voor gemeenten om een omgevingsvisie vast te stellen is de slechte afdwingbaarheid en de omstandigheid dat een verplichting niet leidt tot kwalitatief goede plannen of een adequaat omgevingsbeleid (MvT, p. 121). Waterschappen hebben geen bevoegdheid om een omgevingsvisie vast te stellen.

In de literatuur is wel betoogd dat de verplichting ook voor gemeenten zou moeten gelden, juist omdat op die manier onvoorziene ontwikkelingen in een breder kader kunnen worden beoordeeld en afgewogen (Van Tilburg, De opbouw van de omgevingswet, TBR 2012/164, blz. 918; J.F. de Groot, e.a., Toetsversie Omgevingswet: overzicht en aanbevelingen, TBR 2013/94, blz. 632). Ik deel deze kritiek. Mijns inziens zouden middel en grote gemeenten in elk geval een omgevingsvisie op moeten stellen, zodat het duidelijk is welke lange termijn visie er is op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving.

De omgevingsvisie is niet gedefinieerd in de (bijlage van de) Omgevingswet. In de Omgevingswet is ten aanzien van de inhoud enkel bepaald dat een omgevingsvisie de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied en de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid bevat (artikel 3.2 Omgevingswet). Integraal houdt in dat de visie betrekking heeft op alle terreinen van de fysieke leefomgeving, zoals verkeer en vervoer, water, milieu, natuur, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, landbouw en cultureel erfgoed (MvT, p. 51).

De omgevingsvisie komt in de plaats van de huidige structuurvisies, delen van de natuurvisie, nationale en provinciale waterplannen, verkeers- en vervoerplannen en milieubeleidsplannen (MvT, p. 51).

Een omgevingsvisie wordt voor de lange termijn vastgesteld. In de Omgevingswet is overigens geen geldingsduur bepaald. Dat de visie integraal moet zijn, is de enige voorwaarde die wetgever aan de omgevingsvisie stelt. Het betreft een samenhangende visie op strategisch niveau, en dus niet een optelsom van beleidsvisies voor de diverse domeinen (MvT, p. 114). Een omgevingsvisie is dus een politiek bestuurlijk document dat het beleid voor de fysieke leefomgeving integraal omschrijft (MvT, p. 114). Daarbij geeft de wetgever grote vrijheid aan bestuursorganen door geen inhouds- of vormvereisten voor omgevingsvisies in de Omgevingswet vast te leggen.

Verder is van belang dat de wetgever in de Omgevingswet net als onder de Wro heeft afgezien van een juridische doorwerking van omgevingsvisies naar visies van andere bestuursorganen. Dat betekent bijvoorbeeld dat de omgevingsvisie van het rijk niet bindend is voor provincies en gemeenten. Daarvoor worden andere instrumenten ingezet. Deze doorwerking verhoudt zich volgens de wetgever niet met het karakter van de omgevingsvisie die zoals hierboven is opgemerkt een politiek beleidsmatig karakter heeft. Dit betekent echter niet dat bestuursorganen zomaar voorbij kunnen gaan aan beleidsvisies van andere bestuursorganen. Het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel dwingen een bestuursorgaan uiteraard ook rekening te houden met de van toepassing zijnde omgevingsvisies die andere bestuursorganen hebben opgesteld.

Procedure

Welke procedure wordt gevolgd om te komen tot de vaststelling van omgevingsvisies? Omgevingsvisies worden voorbereid met behulp van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure in de Algemene wet bestuursrecht (artikel 16.25 Omgevingswet). In de Omgevingswet is geëxpliciteerd dat een ieder (en dus niet alleen belanghebbenden) zienswijzen tegen een ontwerp omgevingsvisie kenbaar kan maken (artikel 16.22 Omgevingswet).

Rechtsbescherming

Wie binden omgevingsvisies? De wetgever hanteert als uitgangspunt dat visies enkel de bestuursorganen binden die ze vaststellen. De binding voor burgers, bedrijven en andere overheden vindt plaats door andere instrumenten (zoals het projectbesluit en de omgevingsvergunning) die uitvoering geven aan de visies. Om deze reden staat geen rechtsbescherming bij de bestuursrechter open.

Tot besluit

Een integrale beoordeling van de fysieke leefomgeving lijkt mij het beste antwoord te zijn op de uitdagingen waarvoor we in ons land (komen te) staan. De verbreding van de reikwijdte van de ruimtelijke ordening naar de fysieke leefomgeving en de integratie van diverse plannen in één omgevingsvisie vind ik dan ook een goede ontwikkeling. De praktijk zal echter moeten uitwijzen of de omgevingsvisie ook echt een integrale visie inhoudt. Het komt daarbij dus aan op een goede uitvoering. De Omgevingswet zal naar alle waarschijnlijkheid een groot effect hebben op de huidige werkwijze bij het opstellen van structuurvisies. Geen optelsom meer van de verschillende beleidsvelden, maar één integrale visie op basis van een analyse en weging van alle bij de fysieke leefomgeving betrokken aspecten. Dat betekent dat de opstellers van omgevingsvisies op een nieuwe manier tot beleidsvorming zullen moeten komen. Dat lijkt mij een grote uitdaging en het valt te bezien of dat in de praktijk ook zal gebeuren, ondanks dat 2018 nog ver weg lijkt.

Datum: 8 oktober 2014
Auteur: Christien Saris